De kracht van snel falen.
Hoe zet je een experiment op en test je aannames?
DoorBram van Houten op02 februari 2018
Leestijd8 minuten
Tijden veranderen en ontwikkelingen gaan steeds sneller. We zouden kunnen stellen dat de enige constante in deze wereld is, dat er constant veranderingen plaats vinden. Als je iets bedenkt en ontwikkelt over het verloop van een jaar, dan is het aan het einde van dat jaar misschien niet relevant meer. Om deze veranderingen bij te benen zullen we moeten leren om snel en iteratief te ontwikkelen door te experimenteren.
“Door snel te experimenteren leren we of we een echte behoefte vervullen en of de oplossing die we hebben bedacht werkt.”
Daarom neem ik je mee in rapid ideation & prototyping, oftewel: het snel bedenken van oplossingen en het nog sneller beproeven van de eventuele impact hiervan. Ik gebruik hiervoor een voorbeeld dat zich afspeelt in het gezamenlijke kantoorpand (Het Kwadraat) waar wij zijn gevestigd.
Hierbij maak ik gebruik van een experiment grid. Dit is een simpele manier om een idee snel om te zetten naar een experiment. Door te kijken naar de aannames waaruit je idee is opgebouwd, en hier een hypothese aan te koppelen, kom je makkelijk tot meerdere experimenten. Met als doel om snel te bepalen of je in de goede richting zit.

Wat wil ik oplossen?
Alles begint met een goede basis. We hebben een goede uitdaging nodig om mee aan de slag te gaan. De ‘pantry’ van de community is regelmatig een puinhoop, overal staat vieze vaat. En dat terwijl de vaatwasser vaak gewoon leeg is.
De perfecte situatie om veel te leren over menselijk gedrag (mijn doelgroep zit dichtbij) en ook een situatie waarbij ik zelf niet lang na hoef te denken over mogelijke oplossingen. Want hier heeft iedereen zelf ook wel een idee bij!

Wat ga ik testen?
Om snel met ideeën voor een oplossing te komen ga ik eerst in gesprek met een aantal kantoorbewoners. Zo leer ik gelijk meer over het probleem en krijg ik inzicht in welke oplossingen er al in de lucht hangen. Door mijn gesprekken met bewoners heb ik geleerd dat eigenlijk iedereen het probleem zelf ook ervaart en dit vervelend vindt. Er wordt ook wel nagedacht over eventuele oplossingen, maar er is nog niet iemand geweest die zich hier echt hard voor heeft gemaakt.
Ik hoorde de volgende drie ideeën:
1. “Als we een bordje ophangen met de mededeling dat je vieze vaat in de vaatwasser moet zetten gaan mensen dit waarschijnlijk wel doen.”
2. “Als we de afstand tussen de vaatwasser en de plek waar je vieze vaat nu neerzet verkleinen, gaan mensen ‘de link’ sneller zien.”
3. “Als we de ruimte waar je nu je vieze vaat neer kan zetten minimaliseren, zal de enige plek waar je er nog mee terecht kan de vaatwasser worden.”
Ik kies voor het laatste idee (ik verwacht hierbij de meeste impact) en ga dus proberen de ruimte voor vieze vaat tot een minimum te beperken.
Wat voor aannames heb ik over mijn doelgroep en hun wereld?
Naast de gesprekken, heb ik niet de tijd genomen om mij in de problematiek te verdiepen. Mijn keuze voor een oplossing is dus gebaseerd op een aantal aannames. Deze aannames noteer ik zodat ik tijdens mijn experiment kan leren of deze aannames gegrond zijn of niet.
Mijn aannames zijn:
- Mensen plaatsen hun vieze vaat daar waar ruimte is.
- Mensen weten dat de vieze vaat uiteindelijk in de vaatwasser thuis hoort.
- Mensen vinden het makkelijker om de vaat ergens neer te zetten, dan het in de vaatwasser te plaatsen.
Daarna kies ik uit mijn lijst de aanname waar ik het meest aan twijfel. Vraag jezelf: “Als ik er een nachtje over zou mogen slapen, welke van deze aannames houdt mij dan wakker?” Dan zou ik toch zeker kiezen voor:
Mensen plaatsen hun vieze vaat daar waar ruimte is.
Door je te focussen op de meest risicovolle aanname, test je de fundamenten van je idee. Als die niet klopt stort je kaartenhuis in, maar dit is noodzakelijk om te leren over je doelgroep en de situatie die je probeert te veranderen.
Definieer succes!
Om straks te kunnen zien of mijn experiment impact heeft gehad op de gebruikers wil ik een meetbare hypothese stellen, in dit geval wordt dat:
Als ik [de ruimte voor vieze vaat in de pantry minimaliseer], dan zal [70%] van de mensen vervolgens [hun vieze vaat in de vaatwasser zetten].
“Waarom 70% ?” hoor ik je denken. Ik weet dat ik de 100% nooit ga halen. Er zullen altijd mensen zijn die snel weg moeten, of afgeleid raken en vervolgens vergeten hun eigen spullen op te ruimen. (Ik ben zelf ook niet heilig.) Ook zijn er altijd mensen die moeiteloos de vaat van een ander in de vaatwasser zullen zetten. Als ik er voor kan zorgen dat 7 op de 10 mensen hun vieze vaat direct in de vaatwasser zetten, dan denk ik dat de grote problematiek wel is opgelost. Het hoeft geen wetenschappelijk onderbouwd percentage te zijn, het moet meer gaan over het succes dat je wil gaan behalen en waar jij tevreden mee zou zijn.
Omschrijf je experiment duidelijk
Het idee is om de ruimte voor vieze vaat te minimaliseren. Dat kan natuurlijk op allerlei verschillende manieren geregeld worden. Ik wil mijn experiment zo snel mogelijk uit kunnen voeren met minimale middelen. Ik ga er vanuit dat dit de eerste van vele experimenten wordt die er uiteindelijk voor gaan zorgen dat ik tot een goede oplossing kom.
Binnen enkele minuten staat het schouwspel klaar en is er (bijna) geen ruimte meer om vieze vaat te plaatsen. Dit is het resultaat, zoek de verschillen:

- Ik verwijderde het grijze meubel, hier nam de ruimte al enorm door af.
- De opslag voor keukenpapier verplaatste ik naar boven op de vaatwasser, nu is deze ruimte grotendeels onbruikbaar.
- Het afdruiprek op de wasbak achter de vaatwasser is nu de plek voor grote flacons schoonmaakmiddelen, daar kan je dus ook niet meer terecht.
- De vaatwasser was nog vol, die draait nu en zal straks voor de lunch (grootste veroorzaker van vuile vaat) wel klaar zijn.
Aardig geminimaliseerd dacht ik zo!
Maak het meetbaar
Ik heb eerder al een hypothese gesteld, maar ik wil ook een aantal parameters stellen die mij helpen om het effect te bepalen. Om mijzelf tijd te besparen ga ik dit doen met de volgende twee parameters:
- Het aantal vuile serviesdelen op andere plekken dan in de vaatwasser.
- Het aantal vuile serviesdelen in de vaatwasser.
Tot nu toe werd op sommige dagen 80% van de vuile vaat op en rond de vaatwasser geplaatst. Door simpelweg te kijken naar de hoeveelheid vuile vaat denk ik dat ik makkelijk — en zonder mijn aanwezigheid — achteraf kan zien wat het resultaat is. Om meer te leren zal ik na de lunch een aantal mensen spreken over de verandering en de eventuele impact.
Observeren en leren tijdens je experiment
In de ochtend heb ik de aanpassingen uitgevoerd en de vaatwasser nog een keer aangezet. Omstreeks de lunch was deze klaar met draaien. Na de lunch verlieten de eerste bewoners de tafel en bewogen zich naar de ruimte waar de vaatwasser staat. Niemand was verder op de hoogte van de daadwerkelijke inhoud van het experiment.
De afwezigheid van het grijze rek viel direct op en bracht verwarring. Eerst ging men toch eens op zoek naar dat rek. (Gevonden, maar niet teruggezet.) Uiteindelijk besloten de bewoners de vaatwasser leeg te pakken en belandde de vieze vaat in de vaatwasser. Aan het einde van de lunch stond er geen vieze vaat meer op en rondom de vaatwasser — een klein beetje vaat heeft toch de weg gevonden naar het grijze rek in de aanliggende ruimte.

Aan het einde van de dag ligt er slechts een verdwaalde theedoek en een dienblad, verder geen vaat. Later die avond krijg ik van een oplettende bewoner nog een berichtje:

Heeft het effect gehad?
Ik heb er niet de hele dag bijgezeten, maar toch heb ik wel de nodige data kunnen verzamelen over het experiment.
Dag 1 Tijdens de eerste lunch waren er 15 mensen aanwezig. Deze gebruikten allemaal gemiddeld 3 serviesdelen. Dat maakt dus 45 stuks vieze vaat. Na de lunch zijn hiervan maar 4 vieze serviesdelen niet in de vaatwasser beland. Grof gerekend komt het erop neer dat ongeveer 7% van de mensen zijn vaat niet in de vaatwasser heeft geplaatst.


Dag 2 Er waren 18 mensen aanwezig. Deze gebruikten allemaal gemiddeld weer 3 serviesdelen. Dat maakt dus 54 stuks vieze vaat. Na de lunch zijn hier maar 8 vieze serviesdelen van niet in de vaatwasser beland. De vaatwasser was vol, dus het kon verder nergens geplaatst worden. Ondanks de omstandigheden is er uiteindelijk toch krap aan 15% niet in de vaatwasser beland.

Als onderdeel van mijn hypothese stelde ik dat ik blij zou zijn als 70% van de mensen hun vieze vaat in de vaatwasser zou zetten. Na twee dagen zit ik op 89%, dat is een positief resultaat! Maar helaas, na een aantal dagen begint de ruimte weer aardig op het oude te lijken. Zelfs het grijze meubel vindt zijn weg weer terug. Het gaat veelal om koffiekopjes die aan het einde van de dag even snel weg moeten worden gezet. De vaatwasser is dan vaak al klaar met draaien, maar deze wordt niet geleegd.
Wat heb ik geleerd?
Zoals ik al eerder aangaf heb ik ondertussen ook goed geluisterd en gekeken naar wat er gebeurde in en rondom de vaatwasser. Daarnaast heb ik ook een aantal mensen gesproken over het experiment en de resultaten. Daar kwamen een aantal interessante punten uit naar voren:
- Als de vaatwasser aan staat kan er nergens vaat worden geplaatst.
- Mensen moeten soms snel hun vaat kwijt (ze hebben bijvoorbeeld een afspraak) en hebben geen tijd om de vaatwasser uit te pakken.
- Het is geen klein klusje om de vaatwasser leeg te pakken (de vaatwasser en kast staan ver van elkaar), dit zorgt voor een behoorlijke drempel.
Mijn aanname, “Mensen plaatsen hun vieze vaat daar waar ruimte is”, bleek waar te zijn. Mensen plaatsen inderdaad hun vaat daar waar ruimte is. De vaatwasser is alleen niet altijd beschikbaar om je vaat in te zetten. Dus uiteindelijk belandt de vieze vaat op andere plekken.
Hierdoor is er een nieuwe uitdaging ontstaan waar ik mee aan de slag kan:
“Hoe verlaag ik de drempel om de vaatwasser leeg te pakken?”
Dit is uiteindelijk het belangrijkste dat is gebeurd tijdens het experiment. Natuurlijk heb ik kunnen leren over het gedrag van de bewoners, maar ik ben vooral dichter bij het echte probleem gekomen. Daar ligt dan ook de grote waarde van vaak en vroegtijdig experimenteren. De meest fundamentele aannames blijven aannames zolang je ze niet in de echte wereld beproeft. Dus, ga die deur uit!
— Bram van Houten, van Op Scherp
Benieuwd naar de rest van het experiment? Zou je willen weten hoe dit afloopt? Laat het mij weten via bram@opscherp.com, en wie weet vinden we de oplossing samen!